Nationaal Fietscongres 2012
Fietsen, dat is een beetje bijna heilig zijn
Fietsen, dat is een beetje bijna heilig zijn. Fietsen, dat is vrijheid, anarchie. Dat is spookrijden, door rood rijden, bellend rijden, dronken rijden, alles mag op de fiets. Het is dus geen wonder dat de stad er mee vol zit. Bij mij in Amsterdam is Eddy Klijnens droom al werkelijkheid. Rijken dromen van een fiets. Het is een statussymbool om op de fiets naar je werk te kunnen. In Amsterdam zijn fietsers een beetje bijna heilig.
Maar dat beetje bijna heiligdom gooit gelijk ook roet in de droom. Het is druk op het fietspad, zegt ook Bas Govers. Het krioelt van de fietsers in de stad. Ze staan in de file voor het stoplicht, knallen tegen elkaar op, irriteren elkaar. De een is te langzaam, de ander te breed, slingert of rijdt niet door oranje. Er is ruimte nodig. En veel ruimte ook, want zoals het er nu uitziet wordt het aantal fietsers de komende jaren alleen maar groter. Bas spreekt zelfs van een verdubbeling in sommige gebieden.
De fiets als vervoersmiddel dijt uit. Afslanken is niet de bedoeling en dus ook niet de oplossing. De fiets heeft gewoon een maatje meer nodig.
Dat komt omdat we verduurzamen, naar de stad trekken, op andere manieren gaan werken en elkaar daardoor meer gaan ontmoeten in de stad. Om nog maar te zwijgen over de benzineprijs en de dreigende beperking van de ov-jaarkaart. De fiets als vervoersmiddel dijt uit en daar moeten we iets mee. Afslanken is niet de bedoeling en dus ook niet de oplossing. De fiets heeft gewoon een maatje meer nodig.
Op fietsgebied woon ik in een van de meest a-relaxte straten van het land. Fietsen door mijn straat is levensgevaarlijk, want je zit opgepakt tussen een rij geparkeerde auto’s, lossende vrachtwagens en een trambaan, waar bovendien grote hoeveelheden auto’s en taxi’s met hoge snelheid doorheen jagen. Daarbij zijn er om de vijftig meter zijstraten waar dan ook weer massa’s verkeer uitkomt én er zijn winkels dus mensen steken aldoor over om van Kruidvat naar Albert Heijn naar Coffee Company te zigzaggen. Probeer dan nog maar eens een sms te versturen of van de muziek op je iPod te genieten.
Fietsen door mijn straat is levensgevaarlijk, want je zit opgepakt tussen een rij geparkeerde auto’s, lossende vrachtwagens en een trambaan, waar bovendien grote hoeveelheden auto’s en taxi’s met hoge snelheid overheen jagen. Probeer dan nog maar eens een sms te versturen of van de muziek op je iPod te genieten.
En dan heb ik het nog niet eens over het stallen van die fiets. Alle lantaarnpalen en nietjes zijn volgestouwd en na een aantal ochtenden in blinde paniek door de straten te zijn gerend op zoek naar die fiets, want waar had ik hem nu weer neergezet en hij zal toch niet weg zijn, was ik het zat en heb ik in een fietsparkeerdaluur op laffe wijze een plaats geclaimd – iets waarvoor ik waarschijnlijk mijn plaats in de hemel in zal moeten leveren – door mijn wrakkige oude reservefiets met meerdere sloten aan een rekje vast te ketenen. Mijn eigen fiets zet ik dan ’s avonds weer aan die fopfiets vast.
Andere mensen doen dat niet, want die hebben fatsoen. Het is niet chic, dat weet ik, maar ik ben er stiekem heel blij mee. Het is natuurlijk een kwestie van tijd totdat de buurt dit geintje doorheeft en ik op zoek moet naar een nieuwe wrakfiets om aan het hekje te ketenen, maar tot nu toe werkt het. Ik leef met de dag.
Na een aantal ochtenden in blinde paniek door de straten te zijn gerend op zoek naar die fiets, was ik het zat en heb ik in een fietsparkeerdaluur op laffe wijze een plaats geclaimd.
De fiets heeft dus meer ruimte nodig, maar haal je die vandaan als de stad vol is en de straat smal? Als de bussen en fietsers en auto’s en scooters allemaal over elkaar heen rollen in die krappe binnenstad? Thijs van Duijn zegt daarover: Maak een keuze. Richt je op de fietsers en pest de auto’s weg. Of focus op automobilisten, dat maakt me verder niet uit, maar kies iets en blijf daarbij.
Dat vindt Bas Govers ook. Volgens hem is qua ruimte de meeste winst te boeken door andere keuzes te maken in het autoverkeer. Er gaat namelijk een heleboel ruimte naar auto’s die helemaal niet in de stad hoeven te zijn en dus ook niet per se door de stad hoeven te rijden. Die kun je dus omleiden. Weg ermee, de stad uit! Hetzelfde geldt voor bussen, zoals ze in Leiden laten zien. Alle lijnen die daar niet in de stad hoeven te zijn, moeten maar een andere route nemen.
Fietsers, op hun beurt, laten zich gemakkelijk om de tuin leiden, laat Bas zien. Geef ze een mooie, aantrekkelijke route en ze rijden met alle liefde een stukje om. Sterker nog, ze zullen zelf het gevoel hebben dat ze een stuk afsnijden. Time flies when you’re having fun; een aantrekkelijke route voelt gewoon korter dan een saaie. Ik fiets zelf ook altijd met een omweg naar kantoor. Ik ging het net voor de grap even google mapsen en het blijkt zelfs anderhalve kilometer om te zijn; ik ga het bijna heroverwegen.
Anders moet ik eerst een stuk door een enorme chaos vol stoplichten en fietsfiles en dan nog een paar kilometer langs een rechte, deprimerende weg, waar het voor mijn gevoel ook altijd hard waait en heel vaak regent.
Maar op deze route fiets ik een heel stuk langs het water, het is er groen en lekker rustig en ik kom maar één stoplicht tegen. En anders moet ik eerst een stuk door een enorme chaos vol stoplichten en fietsfiles en dan nog een paar kilometer langs een rechte, deprimerende weg, waar het voor mijn gevoel ook altijd hard waait en heel vaak regent. Voor gemeentes liggen hier kansen. Afstand kun je per slot van rekening niet veranderen, maar aantrekkelijkheid wel.
Folkert Piersma zit tot zijn nek in de stallingsproblemen. Hij is van ProRail en dan ben je eigenlijk sowieso altijd de gebeten hond, dus ook als het op fietsparkeren aankomt. Want als er één warzone op het gebied van fietsparkeren bestaat, dan is het de stationszone. Te weinig plek, te volle stalling, overal wrakken en weesfietsen en als je niet uitkijkt knipt de gemeente je fiets los en dumpt hem ergens kilometers buiten de stad waar je hem dan terug mag kopen, mits je hem kunt vinden tussen de duizenden identieke zwarte omafietsen. Het is een dingetje.
Als er één warzone op het gebied van fietsparkeren bestaat, dan is het de stationszone. Te weinig plek, te volle stalling, overal wrakken en weesfietsen en als je niet uitkijkt knipt de gemeente je fiets los en dumpt hem ergens kilometers buiten de stad.
En waar ligt de oplossing? In betaald stallen, in gratis plekken? Verontrustend genoeg, ligt volgend Folkert de oplossing in een complexe samenwerking tussen NS, ProRail, de gemeente en de Fietserbond. In Den Bosch gaat het goed, heb ik geleerd. Daar worden een autoparkeergarage ingeruimd als betaalde fietsenstalling en komen er daarbij nog een hele zwik gratis stallingen. Iedereen blij.
Maar in Haarlem, vertelde Folkert mij, hebben ze twee fantastische fietsenstallingen. Eentje is heel mooi en betaald en eentje is heel mooi en gratis. En nou is het probleem dat iedereen in de gratis stalling gaat staan, waardoor die te vol is en de betaalde leeg staat. Dus nou moeten we die gratis stalling maar wat onaantrekkelijker gaan maken, sociaal onveilig ofzo, zodat er tenminste iemand in de betaalde stalling gaat staan.
Nou, misschien ligt het aan mij, maar dat is toch de omgekeerde wereld? Dat is als aan een mooie vrouw vragen om zich een beetje toe te takelen, omdat haar lelijke vriendin anders geen vent kan krijgen. Dan gaat er toch iets mis?
Dat is als aan een mooie vrouw vragen om zich een beetje toe te takelen, omdat haar lelijke vriendin anders geen vent kan krijgen.
Misschien ben ik kortzichtig of egoïstisch, of allebei, maar weet je: ik wil gewoon niet betalen voor een fietsenstalling. Ik wil gratis staan. De overheid wil toch zo graag dat we allemaal op de fiets gaan? Dan zorg je maar dat ik ergens kan staan ook. Gratis. En een beetje dichtbij graag.
Gelukkig heb ik Kees van Ommeren aan mijn zijde. Hij is mijn nieuwe goeroe, want hij zei – en ik parafraseer – dat het eigenlijk onzin is om mensen te laten betalen voor fietsparkeren. Dat je het – oké en nu parafraseer ik echt – hypocriet zou kunnen noemen om een fietser te laten betalen, terwijl je de buspassagier helemaal ongans loopt te subsidiëren. Omdat een het de maatschappij ongeveer € 3,40 kost om iemand heen en weer met de bus te brengen, terwijl een fietsparkeerplek maximaal € 1 per dag kost. Waarom zou je mensen dan niet stimuleren om met de fiets naar het station te gaan? Bijvoorbeeld door ze gratis fatsoenlijke stalling te bieden.
Maar goed, stel – en ik zeg stel he, puur hypothetisch – dat ik zou moeten betalen voor een fietsparkeerplek. Op het station. Dan wil ik dat alleen maar als het in minder dan drie minuten gepiept is en ik dicht bij het perron kan staan.
Een parkeergarage die je in en uit kunt fietsen zonder langs een chagrijnige kaartjesverkoper te hoeven die eigenlijke een band aan het plakken is en dus zuchtend overeind komt, zijn handen afveegt aan zijn broek en tergend langzaam naar je toe komt sjokken, waarop jij je goede humeur verloren en je trein gemist hebt.
Gelukkig heeft Otto van Boggelen daar een heel mooi systeem voor, een zogenaamde ‘web-based tool’, waarbij je parkeergarage in en uit kunt fietsen zonder langs een chagrijnige kaartjesverkoper te hoeven die eigenlijke een band aan het plakken is en dus zuchtend overeind komt, zijn handen afveegt aan zijn broek en tergend langzaam naar je toe komt sjokken, waarop jij je goede humeur verloren en je trein gemist hebt.
Nee met Otto’s tool reken je af met je ov-chipkaart of met je vingerafdruk, bibliotheek- of zelfs wietpas, maakt niet uit, als er maar een chip in zit. En als je het dan als gemeente helemaal op je heupen krijgt, dan neem je er ook gelijk een vol/vrijsysteem bij, zodat de fietsers niet drie keer de fietsflat op en neer hoeven op zoek naar die ene vrije plek.
Dat is niet alleen handig in de zin van dat je er snel in en uit kan zonder veel gedoe met bonnetjes en rijen, maar het is ook leuk want je kunt er iets mee winnen. En dan niet zoals bij onze zuiderburen een regenponcho, maar een echte prijs, een fiets ofzo. Kijk, dan wordt het interessant. En het strookt ook met wat Thijs van Duijn vertelde: maak het aantrekkelijk, zorg voor een goed product, dan kun je mensen overtuigen.
Helaas voor mij werd ik gelijk uit de droom geholpen door Otto, want in Amsterdam worden de fietsenstallingen bewaakt door ex-gokverslaafden en die wil de gemeente liever niet blootstellen aan een loterijsysteem op de werkvloer. Maar goed, dit is hypothetisch, want ik wil dus niet betalen.
In Amsterdam worden de fietsenstallingen bewaakt door ex-gokverslaafden en die wil de gemeente liever niet blootstellen aan een loterijsysteem op de werkvloer.
Al deze problemen kent Cor van der Klaauw niet. Bij hem in Groningen loopt de tent juist leeg. Ontgroening, vergrijzing, algemene krimp. Als je een keer met je ogen knippert is er alweer een voorziening weg. Mensen moeten daardoor steeds grotere afstanden afleggen naar voorzieningen als een winkel of zelfs een bushalte, laat staan een bioscoop of tennisbaan. Als je dan geen auto hebt, ben je aangewezen op steeds minder frequente bussen of dus op de fiets. En met al die krasse, goed bedeelde ouderen van tegenwoordig liggen daar dus enorme kansen voor de fiets. Geef die mensen een elektrische fiets en je hebt geen kind meer aan ze.
Ook Lucas Harms loopt met deze groep weg: ze steeds fietsen vaker en grotere afstanden. Ze zijn mobiel en welvarend en fietsen veel recreatief. Het cliché van het bibberende oma’tje bij de bushalte klopt al lang niet meer.
Over dat recreatief fietsen heb ik zitten peinzen. Want dat de overheid het belangrijk vindt dat ik op de fiets naar werk ga in plaats van met de auto, dat snap ik. Maar dat of ik in mijn vrije tijd een stuk ga fietsen of dat ik een taart bak, wat kan hen dat nou schelen? Waar maken ze zich druk over? Wat bleek: geld. Verrassend. Thijs van Duijn vertelde dat fietsers jaarlijks 500 miljoen uitgeven tijdens recreatieve tochten. Aha. Van de oudjes moeten we het weer hebben.
Zo’n 20 graden buiten het centrum van je blikveld ben je al zo goed als blind, dus laat staan hoeveel je ziet als je met hoge snelheid over een slechtverlicht fietspad rijdt met rechts een voetpad en links een berm, nergens markering en hier en daar een paaltje.
Dat is allemaal leuk en aardig, zegt Berry den Brinker dan. Dat je fietspaden aanlegt en mensen op elektrische fietsen zet. Dat fietsers en lopers en auto’s naast elkaar kunnen bestaan. Alleen je ziet dus geen steek. Zo’n 20 graden buiten het centrum van je blikveld ben je al zo goed als blind, dus laat staan hoeveel je ziet als je met hoge snelheid over een slechtverlicht fietspad rijdt met rechts een voetpad en links een berm, nergens markering en hier en daar een paaltje. Dat is veelal het werk van de architect.
Berry liet een foto zien van het Amsterdamse Museumplein, waar een totaal onzichtbare fietspadmarkering was aangebracht in de vorm van wat Berry noemde ‘hier en daar een verdwaalde punaise’ en waar ze zodra de architect onder de zoden lag een paar ontsierende maar praktische witte lijnen over de straat hebben gekalkt.
Zo is fietsen ook een beetje bijna veilig zijn. Want slechte zichtbaarheid, dat is vragen om ongelukken. En ongelukken zijn er, hebben we geleerd. Fietsen is linke soep, het aantal eenzijdige ongevallen is niet van de lucht. Helaas worden die niet geregistreerd en zijn er dus geen betrouwbare cijfers en zonder cijfers geen subsidie voor veiligheidsmaatregelen. Het is een Catch 22.
Het aantal eenzijdige ongevallen is niet van de lucht. Helaas worden die niet geregistreerd en zijn er dus geen betrouwbare cijfers en zonder cijfers geen subsidie voor veiligheidsmaatregelen. Het is een Catch 22.
Gelukkig laat het Rijk zich van zijn beste kant zien. Zoals we net hebben gehoord is de Green Deal getekend en gaan allerlei partijen zich inzetten om het aandeel van de fiets in woon-werkverkeer te vergroten van 25% naar 30%. Onder meer door meer snelfietsroutes. Hoera, hoor ik Richard ter Avest roepen. Want die hield zijn hart omdat het ministerie dreigde de subsidies te stoppen. Maar de geldkraan gaat open en we kunnen dus los met snelfietsroutes, parkeeroplossingen en ander leuks en dat is geweldig nieuws. Want hoop doet fietsen. En dat is fijn. Want fietsen, dat is een beetje bijna heilig zijn.