Inspiratiedag Duurzaam Parkeren 2012



Duurzaam parkeren en andere dromen

Ik wil graag beginnen door mijn verbazing uit te spreken. Voordat ik hier kwam had ik een  bepaald beeld bij onze parkeerproblematiek. Maar vandaag kwam ik erachter dat mijn hele perceptie van het fenomeen ‘Parkeerprobleem’ totaal verkeerd was. Ik dacht dat de automobilist een probleem had. Ik dacht dat het probleem was dat je nergens kan parkeren. Als inwoner van Amsterdam is dat namelijk het enige wat je hoort over parkeren. Er is nergens plek, ik krijg geen vergunning, het is te vol, te duur, te onbereikbaar.

Buiten kantooruren zie je niets anders dan langzaam door de buurt circulerende auto’s. Young Urban Professionals met een lege maag, een hoofd vol werk en jengelend kind op de achterbank dat nog net voor sluitingstijd uit de crèche kon worden getrokken en nu verwijtende blikken in de achteruitkijkspiegel werpt. En maar rondjes rijden in de ijle hoop op in godsnaam een plekje, want heb ik hier nou zeven jaar voor op een wachtlijst gestaan, om uiteindelijk ten einde raad maar wéér buiten de Ring te parkeren en met de metro naar huis te gaan. En de volgende ochtend weer met de metro naar de auto. Ik dacht dat dát het probleem was.

Exploitanten zag ik altijd als de grote boeman. Als de exploitant, zeg maar. Een hufter in een slechtzittend pak.

Exploitanten zag ik altijd als de grote boeman. Als de exploitant, zeg maar. De uitbuiter, die gemeen is en alleen maar uit op geldelijk gewin. Iemand die openbare ruimte afpakt en er een lelijk gebouw opzet waar je tegen woekertarieven een uurtje mag staan. Een hufter in een slechtzittend pak.

Maar de realiteit – de actualiteit – is anders. De actualiteit heeft de hufter ingehaald. Hij zit met rekeningen bijkans net zo torenhoog als de parkeergarages waar hij ooit met dollartekens in de ogen aan begon, maar waar allang geen hond meer wil staan, waardoor hij met diezelfde handen waar hij ooit zo verlekkerd in wreef nu vooral in zijn almaar dunner wordende haar zit.

Hij zit met rekeningen bijkans net zo torenhoog als de parkeergarages waar hij ooit met dollartekens in de ogen aan begon, waardoor hij met diezelfde handen waar hij ooit zo verlekkerd in wreef nu vooral in zijn almaar dunner wordende haar zit.

De exploitant heeft een probleem. Of nee. De exploitant heeft een uitdaging. Een uitdaging om de capaciteit zo optimaal mogelijk te benutten. Om de ruimte op andere manieren in te vullen, om samen te werken met winkels, bedrijven en bewoners. Maar ook de uitdaging om te verduurzamen. Om de kosten te drukken en de wereld te sparen. Met ventilatiealternatieven en LED-verlichting.

Maar ook de gemeente heeft een uitdaging. Want die hebben ook nog eens te kampen met peperdure parkeerautomaten en stroperige en kostbare administratieve processen.

Betaling gaat via het kenteken, een stadspas, telefonisch, of middels een geel, genummerd label dat aan het oor van de automobilist wordt bevestigd.

Marc Witbreuk en Willem de Haan daarentegen, die hebben geen uitdaging, maar een droom. Zij dromen van een wereld waarin het parkeren maximaal duurzaam geregeld is. Lief he? En om die droom te kunnen realiseren, zeggen zij, is het toverwoord: camera’s.  Sterker nog: een cordon van camera’s. Hang de hele stad vol met camera’s en iedereen die het waagt om op vier wielen de stad binnen te rijden, gaat hoe dan ook lappen, of hij nou stilstaat of niet. Betaling gaat via het kenteken, een stadspas, telefonisch, of middels een geel, genummerd label dat aan het oor van de automobilist wordt bevestigd.

Mij klinkt dit cordon sanitaire wat big brotheresque in de oren, als een ambtelijke droom die in een Orwelliaanse nachtmerrie dreigt uit te monden. Maar dat mag je niet zeggen, want als je een Bonuskaart hebt mag je ook niet zeuren over videobewaking die al je bewegingen registreert.  Als vegetariër word ik vaker blootgesteld aan drogredenen van dit kaliber, want dan probeert ook iedereen je steevast op een inconsequentie te betrappen. ‘Eet je dan wel kwarktaart, want daar zit gelatine in en die is gemaakt van koeienbotten’, roepen ze dan, alsof dat een reden is om dan meteen alles maar overboord te gooien en je weer een leven lang aan het consumeren van plofkippen te committeren.

Mij klinkt dit cordon sanitaire wat big brotheresque in de oren, als een ambtelijke droom die in een Orwelliaanse nachtmerrie dreigt uit te monden.

Maar goed, misschien ben ik wel heel ouderwets en tuttig en juist helemaal niet duurzaam. En dat is ongeveer het ergste wat je tegenwoordig kunt zijn. Niet duurzaam. Het zal je gezegd worden.

Camera’s dus, roepen zij. En: weg met de parkeerautomaten. Als ze er niet zijn, hoef je ze ook niet te kraken, te zoeken of te begrijpen. Dat laatste – dat begrijpen – is zeker een goed punt. Deze week nog moest ik bij thuiskomst na een rondje hardlopen een verwilderd Duits echtpaar uitleggen hoe de parkeerautomaat in mijn straat werkte. Dat was een complexe en tijdrovende klus, met allerlei keuzemenu’s, niet geaccepteerde pinpassen, ontbrekende chipknips en op en neer lopen naar de auto om het kenteken in te kunnen voeren. Mijn Stein Kohle Deutsch hielp ook niet, moet ik toegeven. Maar behalve tijdrovend was het vooral nogal kostbaar voor het stel, dat mij met een mengeling van ongeloof en wantrouwen aankeek toen ze für zwei Stunden 10 euro af moesten tikken. Ik kon alleen maar meelevend knikken. Ich weie es. Scheiße.

Je creëert een one-size-fits-all-situatie en one size fits all betekent meestal one size doesn’t really fit anyone.

Maar je moet blijven dromen, dat vindt ook Jitze Rinsma. Vergeet conventies, vergeet kengetallen, vergeet de norm. Je spant het paard achter de wagen en loopt altijd achter de feiten aan. De normen zijn een indicatie en dus per definitie niet toegespitst op specifieke situaties. Je creëert een one size fits all situatie en one size fits all betekent meestal one size doesn’t really fit anyone. Een norm maakt star waar behoefte is aan flexibiliteit.

Jitze sprak daarbij over ‘buiten de kaders denken’. Out of the box. Dat is nogal wat om te vragen aan parkeerprofessionals. Parkeren moet immers juist altijd binnen de kaders, anders wordt je beboet. Dat principe kon wel eens dieper ingeworteld zitten dan tot nu toe werd vermoed.

Dan maak je een label met een klinkend logo met veel groene kleuren en eventueel een reclamecampagne waarbij iemand in de parkeergarage uit de betaalautomaat springt en heel hard Duurzaam! roept.

Dus misschien toch een soort norm introduceren. Maar dan geen parkeernorm, maar een duurzaamheidsnorm. Om het beter in kaart te kunnen brengen, pleit Edwin van Eeckeren. Om te voorkomen dat je dag in dag uit met mensen in discussie moet over wat duurzaamheid nou precies is. Zodat je eenvoudig kunnen meten en dus weten of een bedrijf duurzaam bezig is. Met andere woorden: dan ga je certificeren. Dan maak je een label met een klinkend logo met veel groene kleuren en eventueel een reclamecampagne waarbij iemand in de parkeergarage uit de betaalautomaat springt en heel hard ‘Duurzaam!’ roept. Certificeren. Met een keurmerk.

Dat kan een goede zaak zijn. Het kan window dressing voorkomen, door malafide bedrijven die net doen alsof ze heel duurzaam zijn maar stiekem slaven drijven en tonnen chemisch afval in verlaten slootjes dumpen. Dat kan heel lucratief zijn. Duurzaamheid is booming en niet iedereen heeft zin om veel verder te kijken dan de etalage. Ik zie een groene gevel en een windmolen op het dak, dus dat zal wel goed zijn. Weet ik veel wat er in de coulissen aan uitbuiting, uitstoot, uitputting en overlast plaatsvindt? Welke werknemers nooit daglicht zien of hoe zuinig hier wordt geventileerd?

Een keurmerk brengt dat in kaart. Dat scheelt een hoop uitzoekwerk en over het hoofd geziene ellende. Het dwingt tot ‘practice what you preach’. Een stempel erop zodat ik niet meer na hoef te denken en de verantwoordelijkheid uit handen geef. Dat vind ik wel lekker. Aan de andere kant kost een keurmerk tijd en geld en een godvergeten berg papierwerk en dreigt het zijn doel hopeloos voorbij te schieten en als paarse krokodil te eindigen als een ‘doel op zich’.

Aan de andere kant kost een keurmerk tijd en geld en een godvergeten berg papierwerk en dreigt het zijn doel hopeloos voorbij te schieten en als paarse krokodil te eindigen als een ‘doel op zich’.

Bovendien zegt een keurmerk vaak ook weer niks. Denk maar aan het ‘ik kies bewust’-logo op voedingsmiddelen, inmiddels vervangen door de nog veel verwarrendere ‘bewuste keuze’- en ‘gezondere keuze’-differentiatie. Waarbij een gezondere keuze een product uit een volgens het Voedingscentrum Den Haag gezonde productgroep uit de schijf van vijf is, en het andere juist niet, maar meer een als-je-dan-toch-wilt-snacken-neem-dan-deze-optie. Of net andersom.

Of neem een puur & eerlijk product, een vrije uitloopei of het Beter Leven-keurmerk. Weet ik veel wat goed is en wat onzin? Wat betekent het als mijn karbonaadje twee sterren op de schaal van Beter Leven scoort? Was het leven van die zeug dan twee Michelinsterren of een tweesterrenhotel? Ik durf het bijna niet voor te stellen maar is het misschien tijd voor een keurmerk dat keurmerken keurt?

Wat betekent het als mijn karbonaadje twee sterren op de schaal van Beter Leven scoort? Was het leven van die zeug dan twee Michelinsterren of een tweesterrenhotel?

Zoals een keurmerk geen doel moet zijn maar een middel, geldt dat ook voor parkeren an sich. ‘Hou toch op over dat parkeren’, zegt Ineke Spapé. ‘Het draait om de stad, niet om het parkeren. Mensen komen niet naar de stad komen om te parkeren. Dat is een mythe.’

En zo ontrafelde zij vandaag een aantal mythes rondom parkeren. Zoals ook: Automobilisten geven meer geld uit dan gebruikers van andere vervoerswijzen. Quatsch, zo blijkt. Ze geven wellicht wat meer uit per bezoek en zijn eerder geneigd tot impulsaankopen van het kaliber antiek dressoir, maar op jaar- of zelfs weekbasis gaat die vlieger niet op.

Net als – mijn favoriet – : autovrije zones doen de omzet afnemen. Daarover zou ik slechts willen zeggen: heren, dan kennen jullie ons nog niet. Je denkt toch niet dat wanneer argumenten als geen geld, niet nodig, niet mooi, niet mijn maat – stuk voor stuk rationeel gezien voldoende voorwaarde voor het afzien van een aankoop – wanneer al die argumenten mij niet tegen kunnen houden om veel te veel geld uit te geven aan spullen die ik niet nodig heb, dat het argument ‘maar daar kan ik niet in de straat parkeren’ mij ervan zal weerhouden om te strakke broeken, slechtzittend schoeisel, matige kwaliteit zitmeubelen en veel te dure verzamelboxen van televisieseries die ik al heb gezien te kopen? Laat me niet lachen.

Hij hoeft slechts om de zoveel uur te worden bijgetankt middels een pitstop bij de haringkar, een lauwe satékroket bij de Febo en een kleintje pils op een onder andere omstandigheden discutabel vroeg tijdstip.

 

Want als de dames niet met de auto kunnen komen, dan nemen de dames hun man mee, een beproefd recept om de hele dag de handen vrij te hebben om van winkel naar winkel en door rek na rek te kunnen gaan. Gratis te parkeren op een krukje bij iedere paskamer, of met stuurse blik voor de deur van een damesmodezaak te stallen. Hij hoeft slechts om de zoveel uur te worden bijgetankt middels een pitstop bij de haringkar, een lauwe satékroket bij de Febo en een kleintje pils op een onder andere omstandigheden discutabel vroeg tijdstip. Vrouwen blijven wel winkelen. Want waar een winkel is, is een weg.

Over mode gesproken: duurzaamheid, dat is pas mode. Wat duurzaamheid is voor 2012, was eerder de kernbom, zure regen, het kistkalf en de ozonlaag. Maar in feite zijn dat slechts verschillende benamingen van hetzelfde probleem. Het thema, zei Stefan van Uffelen vanmorgen, is zo oud als de wereld. Of in elk geval zo oud als de bijbel, want al in Genesis werd gesproken over rentmeesterschap. Alleen was jarenlang de opvatting: duurzaamheid, prima, maar Not Met Je Geitenwollensokken In My Bloody Backyard. En die tijd is – bijna – voorbij.

Wat duurzaamheid is voor 2012, was eerder de kernbom, zure regen, het kistkalf en de ozonlaag.

Dat komt, volgens Stefan, omdat het van een ver-van-mijn-bed-show langzamerhand een kortetermijnprobleem begint te worden. Want nadat we generaties lang systematisch onze fossiele brandstoffen achteloos door de plee hebben getrokken, begint het laatste vel in zicht te komen en dringt zich onbewust de tegeltjeswijsheid aan ons op: denk niet bij het laatste vel, wie na mij komt die redt zich wel. En dus gaan we denken: kunnen we dat laatste vel niet hergebruiken? Kunnen we niet iets doen aan de bezettingsgraad van parkeerplaatsen? Kunnen we geen ziekenhuizen en meubelboulevards met elkaar laten hokken? Kunnen we geen grasmat uitrollen en yoga doen in de avonduren?

Nadat we generaties lang systematisch onze fossiele brandstoffen achteloos door de plee hebben getrokken, dringt zich nu onbewust de tegeltjeswijsheid op: denk niet bij het laatste vel, wie na mij komt die redt zich wel.

Dat zijn mooie initiatieven, maar levert het ook wat op? Want uiteindelijk, gonsde het geregeld in de zaal, is de P van Profit altijd doorslaggevend. Wanneer duurzaam vooral duur is, is dat op termijn namelijk ook niet sustainable. Tegelijkertijd: niet sustainable produceren is op lange termijn niet meer houdbaar. Het moet geld opleveren om duurzaam te zijn en het moet duurzaam zijn om geld op te blijven leveren.

En dat is het echte probleem. Of nee, de uitdaging. Om nu te kiezen voor duurzame oplossingen in plaats van het weg te geitenwollensokken en het daarmee maar in de toekomst te parkeren. Want dan wacht onze volgende generaties een heel dikke parkeerbon.

 

© Copyright Elise Fikse - Theme by Pexeto