Excusez-l’appelmoes
Ik ga op reis en ik neem mee: een fiets. Of nou ja, ik ga op city trip en ik huur: een fiets. Een echte fietsvakantie met overal tassen en pannen aan het stuur gaat me vooralsnog wat te ver. Hoewel ik via Facebook regelmatig jaloersmakende berichten zie van mensen die van hier naar Bali of Zuid-Afrika fietsen, vrees ik dat ik voor duizenden kilometers lange tochten door nauwe bergpassen of over uitgestrekte steppes toch een beetje, nou ja gewoon een beetje te lui ben.
Maar fietsen in uitheemse steden, dat doe ik heel graag. Dat klinkt wellicht wat Hollands, wat pot-appelmoes-in-de-kofferesque, maar dat zij dan maar zo. Een fiets is namelijk met afstand de beste manier om een stad te leren kennen. De metro is snel maar ondergronds. De bus staat meer stil dan dat hij rijdt. Lopen is leuk maar traag. Een taxi is duur, zelfs als hij goedkoop is.
Als je in het buitenland íets niet wilt zijn, is het een toerist.
Je kunt natuurlijk de grote rode toeristendubbeldekker nemen, waarmee je heel efficiënt langs alle toeristische hoogtepunten van de stad hop-on-hop-off’t. Maar, laten we eerlijk zijn, daarin sta je nogal voor joker. Want als je in het buitenland íets niet wilt zijn, is het een toerist. Toerist in eigen stad is fijn, maar in andermans stad wil je je vooral een local voelen. Een local op een fiets.
In mijn oordeel over een vreemde stad kijk ik, los van naar de aanwezigheid van gotische kathedralen, megalomane stadspaleizen en beroemde musea, vooral naar de gezelligheid (excusez-l’appelmoes). Die gezelligheid ga je in de regel niet vinden in de toeristische gebieden van een stad, waar je slecht lijkende portretten van jezelf kan laten schilderen, het bier te duur en de menukaarten om te huilen zijn.
Zodat je na die eindeloze zoektocht alsnog bij een ongezellige Griek of naar oud frituurvet riekende Ierse pub belandt.
Dat is waarom je een fiets nodig hebt, daarop ben je daar heel snel weer weg en kun je op je gemak door de verschillende wijken slingeren en op zoek gaan naar leuke straten en onverwachte pleintjes met knusse cafés en toeristloze restaurants, zonder dat je na anderhalf uur door een wijk te hebben lopen sjokken uiteindelijk zo’n honger dat je elkaar bijkans de hersens inslaat en in arren moede besluit om maar gewoon bij het eerstvolgende restaurant te gaan eten. Zodat je na die eindeloze zoektocht alsnog bij een ongezellige Griek of naar oud frituurvet riekende Ierse pub belandt. Dat zal je op de fiets niet snel gebeuren.
Gelukkig zat er vijftig meter verderop een goedlachse Egyptenaar met een bakje punaises op een bankje onder een bordje ‘Bike Fix’.
Nou is een fiets natuurlijk niet in iedere stad een lokaal vervoersmiddel. In Egypte tref je bijvoorbeeld bar weinig locals op een tweewieler. Maar dit kon mij er in Luxor niet van weerhouden op een krakkemikkige huurfiets tussen de koningsgraven door te cruisen. Het gaf me namelijk een heerlijk gevoel van vrijheid dat ik overal zo lang of zo kort kon blijven als ik wil, en niet afhankelijk was van taxi of tourbus. Die vrijheid kende overigens zijn grenzen, want midden in de nogal desolate Vallei der Koninginnen kreeg ik pardoes een lekke band. Gelukkig zat er vijftig meter verderop een goedlachse Egyptenaar met een bakje punaises op een bankje onder een bordje ‘Bike Fix’. Was ik met mijn vrije gevoel toch nog recht in een tourist trap gefietst.
Posted by Elise | 0 comments