Week van de Openbare Ruimte 2013 – themadag Spelen




 

Meer dan een Facebook-account en de Harlem Shake

Vroeger had je het maar makkelijk als jeugdambtenaar. Je kocht een setje toestellen, legde ergens een speeltuin aan, plaatste hier en daar een schommel of een wipkip en schonk jezelf nog eens een kopje koffie in.

 
Tegenwoordig moet je je als ambtenaar bezighouden met burgerparticipatie, met een lege portefeuille, met Europese richtlijnen en – oh horror –  de nieuwe aanbestedingswet. En daarmee met transparantie en non-discriminatie en objectiviteit en proportionaliteit. Met richtsnoeren en klachtencommissies en een clusterverbod en een splitsingsverbod en gunningscriteria en uitsluitingsgronden en enkel- of meervoudig onderhandse procedures en met een twaalf pagina’s tellende gedragsverklaring. En dat allemaal voor een speeltoestel. Alleen dat zou al een reden zijn om te kiezen voor natuurlijk spelen.

 

Dat hangt maar op de bank en kijkt maar televisie en gamet, chat en surft zich vierkante ogen en tonnetjerond.


 
Als ouders had je het ook maar makkelijk vroeg. Je zette de kinderen om drie uur met een appel buiten de deur en om zes uur kwamen ze terug voor het eten. Kinderen hadden nog een spanningsboog en interesse voor analoge tijdsbesteding.

 

Tegenwoordig krijgen ouders hun kind niet meer naar buiten. Het is nergens meer van onder de indruk en is totaal overprikkeld. Dat hangt maar op de bank en kijkt maar televisie en gamet, chat en surft zich vierkante ogen en tonnetjerond. En dat terwijl het moet bewegen. Buitenspelen, rondrennen, voetballen, klimmen, calorieën verbranden moeten die kinderen.

 

“Maar wij hadden vroeger een zelfgemaakte bal en doelpaaltjes van een jas en een hondendrol en meer hadden wij niet nodig.”


 
Dat kan wel zijn, zegt Yvonne van Sark, maar dan moet je het dus leuk voor ze maken. Je komt er niet met te zeggen: “Maar wij hadden vroeger een zelfgemaakte bal en doelpaaltjes van een jas en een hondendrol en meer hadden wij niet nodig. Dus hier is een rekstok en nu wil ik er geen woord meer over horen.”

 

Zo werkt het helaas niet. Kinderen van nu hebben namelijk iets wat er vroeger niet was en dat is welvaart. Daar kun je van vinden wat je wilt, maar die kinderen komen de iPad niet meer af voor een halfgaar potje stoepranden. Verdiep je in wat deze generatie beweegt en speel daar op in, zegt Yvonne. Zorg voor unieke ervaringen, speel hard to get. Ga niet staan smeken of ze buiten komen spelen, maar organiseer iets unieks wat ze niet willen missen. Kijk naar de aantrekkelijkheid van dat eindeloze gegame en vertaal dat naar buitenspelen.

 

Je denkt misschien dat je weet wat de jeugd beweegt omdat je ook een Facebook-account hebt en laatst met de hele afdeling de Harlem Shake hebt gedaan, maar je hebt geen idee.


 
Daar wil ik zelf wel even iets aan toevoegen: huur daar in hemelsnaam een expert voor in. Je denkt misschien dat je weet wat de jeugd beweegt omdat je ook een Facebook-account hebt en laatst met de hele afdeling de Harlem Shake hebt gedaan, maar je hebt geen idee. Dat moet je gewoon niet willen.

 


 
Vanessa Troost en Ruben Hartmann zijn zulke experts. Zij barsten van de ideeën over hoe je de interesses van de jeugd naar buitenspelen kunt vertalen. Zorg voor Sutu-muren en Sona-bogen en Fono-sets en die kinderen komen vanzelf. Zet er winkels en horeca omheen. Zorg voor reuring en sociale controle en alles blijft netjes en je hebt geen kind meer aan die kinderen.

 

Rijst natuurlijk de vraag: wie gaat dat betalen? Gemeentes hebben geen geld en moeten alleen maar bezuinigen. Maar, zeggen Vanessa en Ruben, er zijn meer manieren. Ga in gesprek met woningcorporaties, bespreek de mogelijkheden tot leasen met een leverancier. Spreek een fonds aan, zoek een sponsor; er is wel geld, je moet het alleen weten te vinden.

 

 

Het voordeel van zo’n beweegroute is dat je ook zo weer weg bent, mocht je met die praatgrage buurvrouw of roddeltante van verderop opgescheept komen te zitten.


 
Peter Post heeft daar ook een handige manier voor: verlos alle eenzame wipkippen en schommels uit hun lijden en hark het geld bijeen voor een paar écht kansrijke speelplekken. Verstop die bovendien niet in een hofje achteraf, maar leg ze aan beweegroutes en fietspaden en zorg ervoor dat mensen er een ‘hoog ontmoetingsrisico’ lopen. Als je geneigd bent een bekende tegen te komen, ga je veel sneller in je eentje naar een plek toe.

 

Het ligt er natuurlijk wel aan wie je daar tegen dreigt te komen, maar het voordeel van zo’n beweegroute is dat je ook zo weer weg bent, mocht je met die praatgrage buurvrouw of roddeltante van verderop opgescheept komen te zitten. Zorg er ook voor dat kinderen er veilig kunnen komen. Als ze veilig van A naar B kunnen, is de kans veel groter dat ze aan de bewegingsnorm voldoen. Iedereen blij.

 

Maar, zegt Esther Visser, dat is niet de taak van de overheid alleen. We moeten streven naar een situatie waarin we het normaal vinden dat ouders en buurtbewoners zelf in beweging komen en activiteiten organiseren en dat ze zich daar ook verantwoordelijk voor voelen. Zij streeft bovendien naar een integraal speelruimtebeleid. Om het niet alleen de zorg te maken van welzijn, jeugd en sport, maar ook andere partijen te enthousiasmeren.

 

Esther deed een pilot met kindvriendelijke wijken in Den Haag. Daarbij ging ze op stap met een aantal kinderen en zag door hun ogen wat er belangrijk is voor een kind. Dwars door de bosjes en van hot naar her. Kinderen houden zich niet aan wat volwassenen voor ze bedenken. Je collega’s trek je vervolgens over de streep door je ideeën in hapklare brokken te presenteren, zodat ze alleen nog maar ja hoeven te zeggen. Want daar draait het toch uiteindelijk om; draagvlak. Zoek draagvlak bij zowel bestuur als management, anders wordt het niets.

 

Stoepranden, ijsbanen, waterspeelplaatsen; veel gemeentes worden helemaal naar van dit soort radicaal riskante projecten, maar in Leeuwarden vinden ze: een gebroken nek gaat te ver, maar een gebroken arm moet kunnen.


 
In Leeuwarden zijn ze goed bezig. Daar mogen kinderen zelf speeltoestellen ontwerpen en beschilderen en werden parkeerplaatsen uit de weg geruimd om ruime te maken voor speelaanleidingen. Er is veel aandacht voor informeel spelen. Stoepranden, ijsbanen, waterspeelplaatsen; veel gemeentes worden helemaal naar van dit soort radicaal riskante projecten, maar in Leeuwarden vinden ze: een gebroken nek gaat te ver, maar een gebroken arm moet kunnen.

 

Maar ja, wie is daarvoor verantwoordelijk? Daar bogen Mark Verhijde en Maarten Bosman zich over, in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Want hartstikke leuk al die burgerinitiatieven, het neemt de overheid heel wat werk uit handen als de bewoners zelf een oude autoband aan een boom hangen, of een trampoline neerzet op een plein.

 

Maar wat nou als die tak verrot is en een kind schommelt zich een gebroken nek? Of als iemand zichzelf van de trampoline lanceert en niet op een zachte ondergrond terecht komt? Op het moment dat het op gemeentegrond staat, is de gemeente aansprakelijk. En dus worden dit soort ‘illegale speeltoestellen’ z.s.m. weggehaald.

 

Maar wat nou als die tak verrot is en een kind schommelt zich een gebroken nek? Of als iemand zichzelf van de trampoline lanceert en niet op een zachte ondergrond terecht komt?


 
Zo wordt iedere spontane burgerparticipatie natuurlijk onmiddellijk doodgeslagen. Terwijl, zo vertelden Mark en Maarten, er nog nooit een claim is geweest na een ongeluk bij een burgerinitiatief. Never! Lieve gemeente, lijdt u soms het meest het lijden dat u vreest? De vraag is of het gebrek aan claims komt doordat alle burgerinitiatief door de gemeente wordt geaborteerd voordat er brokken van komen, of doordat mensen gewoon niet zo geneigd zijn om de gemeente aan te klagen na ongelukken op particuliere spullen.

 

In alle gevallen zegt Jaap Vertroost: fuck it. Rek de regels op waar het kan, maak je sterk voor bestuurlijke ongehoorzaamheid. Als gemeente moet je lef hebben. Durf risico te nemen. Geef je ambtenaren rugdekking als ze de burgers hun gang laten gaan. Liever een keer voor de rechter dan een apathische gemeente waarin niets mag.

 

In Scheveningen, pardon, op Scheveningen, krijgt een kind  €130,- boete als het van een pier in het water springt.


 
Amen, zegt Jan Ooms daarop. Spelen is gezond, zegt hij, maar om het gezond te laten zijn, heb je risico nodig. Een kind moet risico lopen om zijn ‘persoonlijk risicomanagement’ te kunnen ontwikkelen. De samenleving als geheel is nu ongelooflijk risicomijdend. Theo van Daalhoff doet er nog een schepje bovenop. Bij hem in Scheveningen, pardon, op Scheveningen, krijgt een kind € 130,- boete als het van een pier in het water springt. Daar word je toch niet goed van. Jan Ooms zegt zelfs: een kind zijn risico’s onthouden, dat is kindermishandeling.

 

Kinderen hebben recht op een verwonding. Tand door de lip, gat in het hoofd, steentjes in de knie, het hoort erbij. Wie geen littekens op zijn knieën heeft, heeft geen jeugd gehad. Wij speelden vroeger nog wel eens het levensgevaarlijke indoorspelletje ‘op een matras van de zoldertrap’, waarmee je behoorlijke snelheden kon behalen en landde in een kussen tegen de muur. We hebben het allemaal overleefd.

 

 Wij speelden vroeger nog wel eens het levensgevaarlijke indoorspelletje ‘op een matras van de zoldertrap’.


 
Ik ben redelijk ongeschonden uit mijn jeugd gekomen, maar onder een paar incidenten kom je niet uit. Van het klimrek gevallen, tegen de rekstok aangerend, verscheidene tanden door de lip, bulten op mijn hoofd, sturen van de fietsen in elkaar, in de sloot gevallen, enkel verstuikt, van de trap gevallen, gesneden, gebrand, vinger tussen de deur, hand tegen het strijkbout, you name it. En moet je me nu zien! Hier en daar een litteken en een fobie voor strijkijzers, maar verder niks aan overgehouden. Waarmee ik maar wil zeggen: een kind kan wel wat hebben. Allemaal kraakbeen.

 

Maar voordat de gemeente nu de boeman is, moet ik even de volgende nuance aanbrengen. Het kan de gemeente namelijk óók niets schelen als een kind zijn been breekt of een gat in zijn hoofd valt. Haar zegen heb je. Ze wil er alleen niet aansprakelijk voor zijn.

 

Het kan de gemeente namelijk óók niets schelen als een kind zijn been breekt of een gat in zijn hoofd valt. Ze wil er alleen niet aansprakelijk voor zijn.

Toen ik vijf was, verhuisden wij naar een vredig dorpje aan de IJssel. Daar werd op dat moment een nieuwbouwwijk gebouwd en wij waren een van de eerste bewoners. Er was voornamelijk zand en modder. Overdag werd er gebouwd, ’s avonds was het verlaten en konden wij op avontuur met de kinderen van de overige vinexpioniers.

 

Dat was fantastisch tot de keer dat ik een keer over een stuk fundering balanceerde, mijn evenwicht verloor en in een modderpoel belandde. Dit bleek geen modder maar drijfzand en als het niet aan mijn heldhaftige buurjongen van elf had gelegen, had dit robbertje natuurlijk spelen wel eens een nasty staartje kunnen krijgen. Vraag is: aan wie had dat dan gelegen? Is het mijn eigen stomme schuld of had de gemeente hier iets tegen moeten ondernemen? Ik ben helemaal voor eigen verantwoordelijkheid, maar de gemeente is aansprakelijk voor de openbare ruimte.

 

Het boerenleven is wat harder, daar legt nog wel eens iemand het loodje in de gierput en rijden jongetjes van twaalf op een trekker van vijf ton.


 
Ik heb wel het gevoel dat dat ook wel een beetje stadssentimenten zijn. Het boerenleven is wat harder, daar legt nog wel eens iemand het loodje in de gierput, wordt er nog wel eens iemand door een doorgedraaide stier op de hoorns genomen en rijden jongetjes van twaalf op een trekker van vijf ton. Dan zeur je niet over aansprakelijkheid voor een valpartij van een klimrek of een afgebroken schommel. Maar ja, steeds meer mensen wonen in de stad.

 

Ik hoorde vandaag heel duidelijk twee geluiden. Er is een groep die zegt: faciliteren. Richt sportieve ontmoetingsplaatsen in, maak mooie, grote speelplaatsen met goede toestellen en een toilet voor de ouders. Pak het groots aan en maak er iets moois van. Aan de andere kant heb je de groep die zegt: laat lekker gaan. Doe geen moeite met ingewikkelde plannen en dure voorzieningen. Laat de buurten zelf maar wat verzinnen en laat die kinderen lekker aanklooien. Terug naar de boomstam over de sloot, terug naar de berg zand, terug naar de kikkervis.

 

Terug naar de boomstam over de sloot, terug naar de berg zand, terug naar de kikkervis.


 
En dat klopt helemaal met het verhaal van Yvonne van Sark. Enerzijds zijn de kinderen van nu de iPad-generatie, die alleen nog maar digitaal wil worden vermaakt en op haar zevende een smartphone heeft. Anderzijds willen ze juist terug naar de eenvoud. Nostalgische scrabbelen, een WiFi-vrije zone en spelen in de natuur. Maar bovenal willen ze gewoon spelen. Ze moesten eens weten hoe druk iedereen zich erom maakt. Ze moesten eens weten dat er hele congressen en beurzen of futuristische mengvormen daarvan worden georganiseerd over spelen. Ze zouden lachend hun hoofden schudden en zeggen: mensen, het is maar een spelletje.

 

Deze column is ook te vinden op de website van de Week van de Openbare Ruimte.

© Copyright Elise Fikse - Theme by Pexeto